KLOOSTERARCHIEVEN (NR 416), 26 januari 1424:
Henrick Claesz van Leijden erkent voor schepenen van Leiden aan Pouwel Reijersz verkocht te hebben een rente van 4 Engelse nobel, verzekerd op 2 en 1/2 morgen land aan de Banwetering in Oegstgeest.
[bron: Prosopografische gegevens bij dr. F.J.W. van Kan, Sleutels tot de Macht. De ontwikkeling van het Leidse stadspatriciaat tot 1420; zie ook website http://www.janvanhout.nl/pat/pat_frame.htm.]
KLOOSTERARCHIEVEN (NR 428), 7 januari 1425:
Henrick Claesz van Leijden verkoopt de 2 en 1/2 morgen land aan de Banwetering in Oegstgeest aan Pouwels Reijerszn.
[bron: Prosopografische gegevens bij dr. F.J.W. van Kan, Sleutels tot de Macht. De ontwikkeling van het Leidse stadspatriciaat tot 1420; zie ook website http://www.janvanhout.nl/pat/pat_frame.htm.]
LEIDSE TESTAMENTEN, 1425-1499, dd 31 mei 1460 (Ke 322, fol. 67v):
Voornaam: Jan
Familienaam: Leyden, van
Familiegegevens:
ouders: Claes en Alijd;
broers: Pieter en Heynric van Leyden;
tante van moederskant: Machteld
Functie: kanunnik van de St. Salvator in Utrecht en van de Pancraskerk in Leiden, promtorus artibus et medicus.
Geldelijke bestemming: kapelrie en mis.
Frequentie: driemaal per week en 12 maal per jaar.
Beschrijving van religieuze uitgaven: Jan van Leyden sticht bij testament, onder herroeping van vroegere beschikkingen, een kapelrie ter ere van Johannes de Doper en Maria Magdalena op het pas gestichte altaar in het noorden van de Pancraskerk,
waar zijn grafmonument en sarcofaag, waarin hij begraven wil worden, zich bevindt.
De priester die deze kapelrie bedient moet drie missen per week lezen, op zon-, woens- en vrijdag op dit altaar, met grafgang.
De mis wordt opgedragen aan Jan van Leyden, zijn ouders, broers, tante Machteld en zijn verder familie en weldoeners; na de mis moet de priester 1 'Miserere mei Deus' en 1 'De Profundis' lezen, met een dubbele collect, 1 voor de stichter, 1 voor de
overledenen.
In de mis en de andere gebeden moet hij de memoriedienst van de stichter doen; bij verzuim moet het kapittel de mis op kosten van de vicaris lezen, en verbeurt hij een mengel wijn aan elke kanunnik en en een dubbele portie aan de deken.
Verder moet hij een mis per maand in de Pieterskerk opdragen, waarna hij het graf van de ouders van Jan van Leyden, van Pieter van Leyden, zijn tante Machteld en Willem Foytken bezoekt en daar een 'Miserere mei Deus' en een 'De Profundis' leest met
collect.
Hiervoor heeft Jan van Leyden gegeven:
Land:
19 morgen in Voerenbroek in Leiderdorp;
2 hond, 'wel gebongherd' over de singel in Leiden;
6 morgen, de Vijfgeers geheten, bij Leiden, bij het huis van Floris van Alkmade.
Huis:
Het huis dat Jan van Leyden gekocht heeft van de erfgenamen van Mr. Heynric Hughenzn op de Vollersgracht waar nu Claes van Leyden, de zoon van zijn broer, in woont.
Rente:
20 sch. jaarlijks aan heergeld op een huis in Marendorp;
20 sch. jaarlijks m.d.h. op zijn huis in Leiden.
De eerste vicaris wordt Claes van Leyden, de zoon van zijn broer Heynric.
Elke vicaris moet een rente van een 1/2 fl. jaarlijks, vermaken aan de kapelrie voor zijn memoriedienst.
Hij houdt het begevingsrecht zolang hij leeft, daarna is het aan de familie, de vicaris moet altijd een familielid zijn.
Bijzonderheid:
Dit stuk is ook opgenomen in het Fundatieboek, Ke 420, fol. 41v.
[bron: drs. P.L. Lekkerkerk, Leidse testamenten, 1425-1499]